Met een waarschijnlijk ook te koele oktober op te kalender gaat 2013 de geschiedenis in als een jaar met behoorlijk veel te koude maanden voor het langjarig gemiddelde.
Nu ligt dat langjarig gemiddelde uiteraard ook behoorlijk hoog na de warme jaren '90 en jaren '00 waarin er jaren voorkwamen waarin bijna iedere maand te warm verliep.
We nemen er de langjarige gemiddelden bij die zijn berekend door het KNMI, maar ook oude langjarige gemiddelden die ik zelf heb berekend aan de hand van de gegevens van De Bilt op Mscha.org.
De gemiddelden per maand zijn als volgt:
Opvallende feiten uit de gemiddelden zijn dat vooral september erg stabiel is: tussen 1921 en 1950 haalde september gemiddeld 14,2 graden terwijl dat tussen 1981 en 2010 slechts 0,3 warmer is.
De late herfst -en wintermaanden zijn het sterkst opgewarmd (grootste verschil is januari met 1,7 graden).
Ook juni blijkt door de jaren heen een vrij stabiele factor: vaak hing het gemiddelde op 15,2 en pas sinds 2010 kwam daar bijna een halve graad bij, maar dat is slechts 0,2 warmer dan tussen 1931 en 1960.
De vraag is echter: hoeveel jaren hebben 6 of meer te koude maanden?
Hierbij heb ik alle jaren tot aan 1951 bekeken waaruit opviel dat de 6 (waarschijnlijk 7) te koude maanden van 2013 niet heel erg bijzonder zijn als je het bekijkt over al die jaren.
Hierbij ga ik uit van het feit dat een maand tussen 0 en 0,2 graden mag afwijken voordat deze te warm of te koud is.
Tussen 1951 en nu rollen daar de volgende jaren uit:
2010: 7 maanden te koud
1996: 7 maanden te koud
1985: 6 maanden te koud
1984: 6 maanden te koud
1980: 6 maanden te koud
1979: 8 maanden te koud
1978: 7 maanden te koud
1972: 7 maanden te koud
1970: 7 maanden te koud
1966: 6 maanden te koud
1965: 9 maanden te koud
1964: 8 maanden te koud
1963: 9 maanden te koud
1962: 9 maanden te koud
1958: 6 maanden te koud
1956: 6 maanden te koud
1954: 6 maanden te koud
Dat levert dus een aardig rijtje op.
Dat daarin ook een aantal grote winters voorkomen is natuurlijk geen wonder.
En ook een aantal koude jaren vormen clusters, met daarin 5 opeenvolgende jaren in de jaren '60 toen de gemiddelden van 1931 - 1960 golden.
De kou in de sixties zorgden ervoor dat tien jaar later de meeste maanden een gemiddelde temperatuur toebedeeld kregen die soms 0,4 graden lager lagen!
In 2013 is tot dusver de grootste afwijking maart met maarliefst 3,7 graden in de min ten opzichte van het langjarig gemiddelde.
Voor maart is dit een heel bijzonder gegeven, waarschijnlijk moet je ver terug om een vergelijkbare afwijking in de min te vinden voor deze lentemaand.
De andere koude maanden bivakkeren tussen 1,6 en 0,3 graden te koud.
In de periode 1951 - 2013 de tien maanden die verhoudingsgewijs het koudst zijn:
01. Februari 1956 - 8,7
02. Januari 1963 - 7,0
03. Februari 1986 - 5,9
04. Februari 1963 - 5,5
05. December 2010 - 5,1
06. Januari 1985 - 5,0
07. Januari 1987 - 4,7
08. Januari 1979 - 4,6
09. December 1969 - 4,4
10. December 1995 - 4,1
Leuk om te zien hoe december 2010 zich tussen een boel oude klassieke wintermaanden heeft geschaard.
De afwijkingen in zomer, lente -en herfstmaanden is minder groot.
De koudste maanden die niet toebehoren aan de meteorologische winter zijn november 1993 en maart 2013 met een afwijking van - 3,7
Of de winter 2013 - 2014 ook koud gaat worden is de vraag.
Er heerst sinds 2008/2009 een patroon waarin elke winter minstens één koude (sneeuwrijke) wintermaand voorkomt, maar dat patroon kan zomaar worden doorbroken, of de komende winter gaat ook nog even uithalen natuurlijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten